Post Info TOPIC: Het schilderen van de Amsterdamse Madonna (1951)
Administrator

Date:
Het schilderen van de Amsterdamse Madonna (1951)
Permalink   


De Vrouwe vraagt in 1951 aan  Ida om een afbeelding van haar te laten maken.


Ida: "Maar het mocht hier (in Holland) niet geschilderd worden".


Dus laat moeder Brenninkmeyer de Bentley voorrijden.en vertrekt mevrouw samen met de Mariazieneres en pater Frehe naar Rheda-Wiedenbrück, niet ver van de Stammsitz heeft de bekende Duitse Madonna- en Mariaschilder Heinrich Repke zijn atellier.


 


Moet er een bijzondere betekenis worden gegeven aan het feit dat Maria juist in Wiedenbrück aan de Ems haar portret liet schilderen? De plaats waar de "Hexenhammer" het meest geraadpleegde werk was om de alleenstaande vrouwen regelmatig streng te onderzoeken in omgang met de duivel. Terwijl oude Heinrich Repke vertelde dat er vroeger voor zijn deur vrouwen in brand werden gestoken omdat ze onweer hadden veroorzaakt of de Hexentanz met de duivel hadden gedanst, schildert hij Ida’s verschijning tegen een geel-blauwe stralende achtergrond.


 


Ze heeft grote, helder blauwe ogen en is gekleed in een wit gewaad met een gele sjerp om het middel gebonden en een doek om het hoofd. Op blote voeten staat ze op een wereldbol, één voet op Duitsland en de andere voet op Nederland. Omdat Maria frontaal staat afgebeeld, kon er geen duidelijk perspectief worden weergegeven en lijkt het alsof ze staat vastgedrukt tegen een houten kruis. In een halve cirkel staat boven haar hoofd haar titel Vrouwe van alle Volkeren geschreven. Uit haar handen komen drie lichtstralen. Om de handen van de Madonna te schilderen, zou Ida in deze houding hebben geposeerd, zo willen de geruchten.


Opmerkelijk zijn de zwarte haren. De Vrouwe is meer een Joodse Miryam dan een traditioneel blonde Maria. Het haar zou grote overeenkomst vertonen met dat van Ida's moeder.


 


Ida Peerdeman: En het typische is, dat ze allemaal zeggen: waar ik ook zit in de kapel, ze kijkt me aan. En dat is typisch. Want dat heb ik toen, dat klaar was, toen moest ik natuurlijk komen of ik tevreden was. Nou ja, het was… Maria ziet er natuurlijk anders uit ook, je kan het wel in hoge trekken, in veel trekken goed doorgeven, denk je dan, maar ja, in werkelijkheid is ze natuurlijk ook weer anders.


 


Kunt u dat ook zeggen, van: dit is anders en dat is anders?


 


Ida: Nou ja, het hele gezichtje is natuurlijk nog een beetje anders. Maar ik heb zoveel mogelijk toch getracht het gezicht, ja …, weer te geven.


 


Alleen de ogen, die te statisch waren, zijn in tweede instantie door de schilder overgedaan.


 


Ida: Nou toen was ze klaar en toen had ’ie die ogen, moet u voorstellen: zo’n etalagepop. Dat kent u wel, die strakke ogen. En toen dacht ik: ‘Jakkes, die ogen.’ Want die ogen die trokken mij altijd… ze had prachtige ogen, grote, prachtige ogen. En toen dacht ik: ‘Nee, dat is niks.’ En toen zei Repke: ‘Zegt u maar eerlijk wat u er van denkt.’


Ida: ‘Nou het is wel goed zo, maar alleen die ogen… Ik had altijd het gevoel als ze tegen me sprak, dan keek ze mij wel aan, en toch dacht ik altijd: hé, het is net alsof ze tegen een menigte spreekt. Ja, dat gevoel had ik altijd, ze kijkt me wel aan, maar het is net of ze achter mijn rug ook tegen anderen spreekt. Toen zeg ik: kan u het dan niet maken dat ze iedereen aankijkt? Tsja, dat is wel moeilijk,’ zei Repke, ‘Ja, daar moet ik nog even naar kijken.’ Enfin, hij neemt een heel fijn penseeltje, en begint aan dat ene oog, en toen aan het andere oog, en toen zei ik ineens: Stop! Ik hoor het me nog zeggen. Stop! zei ik ineens, met een schreeuw.  En toen hield hij op. Ik zeg: ‘Zo is het goed!’ En het leuke is dat heel veel mensen die er nog nooit geweest zijn, die zeggen tegen mij: ‘Nou, als ik daar zit, kijkt ze me aan, en als ik er vlak voor zit, kijkt ze me aan,’ en dat vind ik zo leuk, dan denk ik hè, heb ik het blijkbaar goed getroffen, goed gezien.


 


Ja. Maar het lijkt dus niet echt op zoals u Maria heeft gezien.


 


> Ach, dat kan haast niet. Kijk, als nou iemand die u niet kent en die moet een schilderij van u maken. En die zegt: Ja, mijn broer was zo, of mijn zus was zo, ja. Ze had blonde haren, of ze had donkere haren, ze had mooie blauwe ogen, of ze had mooie bruine ogen. Dan gaat zo’n man aan de gang natuurlijk. Dan is het heel je broer of je zus niet. Zo stel ik het me ook voor.


 


Ja. Maar met zo’n politiemethode, dat doen ze ook wel, van die compositie, hè, dan kun je uit een heleboel gezichtvormen kiezen, en uit een heleboel ogen, en uit een heleboel haar…


 


> Oh, dat weet ik helemaal niet.


 


Dan zou het in feite helemaal precies zo kunnen worden als u het gezien zou hebben.


 


> Ja, maar het is wel zo, ongeveer, zoals ze eruit ziet. Hij heeft het behoorlijk aardig getroffen. In hoge trekken lijkt het er op.


 


Wat niet overeenstemt, is het aantal zwarte schapen onderaan het schilderij. Onder bij de wereldbol zijn naar Maria opkijkende witte en zwarte schapen geschilderd, verbeeldende de volkeren van de wereld.Volgens Peerdeman moesten dat veel meer zwarte schapen zijn, omdat zij de donkere volkeren representeren. De schilder meende dat het metaforisch om 'zwarte schapen' ging en vond het daarom niet nodig er veel van af te beelden.


 


Als het klaar is, zegt de schilder tegen Ida ''Alleen had ik het zo niet kunnen schilderen.  Zonder jouw aanwijzingen had ik het nooit zo kunnen maken.'


 


Ida zelf wist dat het onmogelijk was de geheel hemelse afbeelding zoals zij Maria zag, niet goed uit te beelden is. Op zo'n plat schilderij lijkt het alsof Maria 'tegen het kruis staat aangedrukt', Ida benadrukte dat er in het echt afstand was tussen Maria en het kruis: de Vrouwe stond ervóór en niet ertegenaan.


 


Na de vervaardiging in 1951 heeft het olieverf op linnen van: ca. 1 x 1,80 m enige tijd in de huiskapel van de Gertraudehoff op het Brenninkmeyer landgoed te Mettingen gehangen.


Het is sinds de sloop van de Amsterdamse Thomaskerk, waar Ida twee verschijningen had, de belangrijkste cultplek van de Vrouwe van alle Volken.


De huiskapel van de Brenninkmeyers is als het ware het laatst overgebleven heilscentrum, omdat Maria daar niet minder dan acht keer aan Ida Peerdeman verscheen! Een verschijning die door de bisschop in 2002 officieel erkend is door de Rooms Katholieke kerk! Op deze geheiligde plek heeft Ida een achttal boodschappen gehad. De plek is echter niet toegankelijk voor het publiek.


 


Op basis van dit schilderij werd vervolgens in hetzelfde jaar 1951 een prentje gedrukt met op de achterzijde het gebed van de Vrouwe.


Dit prentje leverde al de eerste commotie met de kerkelijke hiërarchie op. De onder het gebed vermelde goedkeuring van gebed en afbeelding door twee priesters betekende geenszins een erkenning door het bisdom. De achterzijde van het prentje meldde dat deze ‘imprematuur’ op op 2 juni 1956 te Wassenaar was verleend doot CN. Meysing (Censor a.h. dep.) en op 1 juli 1951 door Dr. F.A. Schweigmann O.P. te Neomagi (Nijmegen?). Schweigmann heft onder zijn vermelding nog de toevoeging  Libe censor.


Het prentje met de afbeelding van het schilderij van Repke wordt uiteraard ook ter goedkeuring aan bisschop Huibers voorgelegd. Die kon in 1951 niet echt iets ontdekken dat in strijd zou zijn met het geloof.. Hij had dan ook geen bezwaar tegen het gebed en de afbeelding van Maria. Op het eerste prentje staat dan ook gedukt ‘Approb. Eccl. Harlem, No. 34 Imprimatur”.


Volgens Ida zelf was bisschop Huibers juist blij dat Maria in zijn diocees was verschenen. Maar de bisschop kreeg een straffe tegenwind te verwerken.


Er werd bezwaar gemaakt tegen het gebed, en in het bijzonder de zinsnede 'die eens Maria was'. Deze passage zou volgens sommige schriftgeleerden wel eens kunnen duiden op een aflegging van de naam Maria. Ook deze kwestie vergrootte de bekendheid en daarmee begon de openbare verering een aanvang te nemen.



__________________
Page 1 of 1  sorted by
Tweet this page Post to Digg Post to Del.icio.us


Create your own FREE Forum
Report Abuse
Powered by ActiveBoard